Belang van goede overgang van prestarter naar speenvoer
De speenfase is misschien wel de meest ingrijpende fase in het leven van een big. De belangrijkste voedingsbron [zeugenmelk] valt weg, het big wordt afhankelijk van droog voer. Deze gewenning gaat gepaard met stress en weerstandsvermindering. Daarbij kunnen zich problemen voordoen zoals hersenvliesontsteking veroorzaakt door streptokokken (S. suis), en speendiarree en oedeemziekte veroorzaakt door E. coli. Een goede overgang van prestarter naar speenvoer is van belang om de speenfase soepel te laten verlopen en problemen te voorkomen. In dit artikel leggen we uit welke rol voeding hierin kan spelen.
Onderzoek
Rondom spenen kunnen meerdere factoren leiden tot darmschade. Veel is bekend over de rol van bijvoorbeeld E. coli na spenen, maar de achtergrond van andere problemen is minder duidelijk. Er zijn aanwijzingen dat bij jonge biggen de verwekker van hersenvliesontsteking – S. suis – levend de maag kan passeren, maar het staat nog niet vast onder welke omstandigheden dit mogelijk gebeurt. Bij pas gespeende biggen is de productie van maagzuur nog onvoldoende op gang gekomen, waardoor de overlevingskans van S. suis in de maag wordt verhoogd. Deze ziekteverwekker zal daardoor mogelijk niet alleen indirect vanuit de keelholte, maar ook via de maag doordringen tot in de darm. Als S. suis daar opduikt, profiteert de bacterie van schade die eventueel al is opgetreden door andere oorzaken.
Verlaagde voeropname
Allereerst wordt door de stress rondom spenen vaak een onregelmatige/verlaagde voeropname gezien bij biggen. Dit is een belangrijke aanjager van S. suis- en E. coli-problemen. Darmvlokken zijn kleine vingervormige uitstulpingen van het darmslijmvlies die de oppervlakte van de darmwand vergroten. Wanneer de voeropname laag is, neemt de lengte van de darmvlokken af. Hierdoor worden voedingsstoffen minder goed opgenomen. Ook verzwakt de barrièrefunctie van de darm tegen infecties. Als gevolg van voerverandering vermindert in de eerste 3 dagen na het spenen de diversiteit tussen de in de darm aanwezige soorten bacteriën. Doordat naar verhouding vooral het aandeel gunstige darmbacteriën vermindert, kan dit leiden tot meer blootstelling van de biggen aan ziekteverwekkende bacteriën. Over het algemeen heeft het maagdarmkanaal ongeveer 10 dagen nodig om zich te herstellen en aan te passen na spenen. Hierdoor zijn de biggen juist in de eerste 10 dagen na spenen extra kwetsbaar.
Verminderde opnamecapaciteit
Bij daling van de voeropname en afnemen van de lengte van de darmvlokken zal ook de productie van spijsverteringsenzymen verminderen. Voedingsstoffen worden dan minder effectief verteerd en opgenomen.
Afwijkende vertering kan leiden tot een verlies van de weerbaarheid van de darm. Hierbij kunnen voedingsstoffen uit de darm weglekken. Zo grijpen tegengestelde richting ziekteverwekkende bacteriën (o.a. S. suis) om vanuit de darm het lichaam binnen te dringen.
Andere bacteriën zoals bijvoorbeeld ziekteverwekkende E. coli groeien vooral op eiwit. Wanneer na het spenen teveel eiwit wordt aangeboden, kunnen o.m. door de toxinen die E. coli aanmaakt darmlekkage en diarree optreden. Dit kan ook wanneer het eiwit onvoldoende kan worden verteerd en opgenomen. Bij een hoog aanbod van suikers of van niet optimaal verteerbaar eiwit wordt een deel hiervan mogelijk niet in de dunne darm verteerd. Dit komt vervolgens in de dikke darm terecht, en wordt daar gefermenteerd. Vooral ongewenste fermentatie van eiwit kan er toe leiden dat de dikke darm geen vocht meer opneemt, maar juist vocht verliest, alweer met een hoger risico op diarree als gevolg. Met het oog op het in stand houden van de weerbaarbaarheid van de darm hebben veilige speenvoeders daarom een relatief lager gehalte ruw eiwit met een hoge eiwitverteerbaarheid.
“Wat kunnen we doen via de biggenvoeding, bijvoorbeeld in de grondstofkeuzes die we maken. En bij de overgang van prestarter in de kraamstal naar het speenvoer na het spenen?”
Smaak
Smaak is een belangrijk instrument om een goede aansluiting tussen prestarter en speenvoer te waarborgen. Een hoge smakelijkheid van prestarter en speenvoer is van belang om de voeropname hoog te houden. Zo kan worden overwogen een prestarter. In de eerste dagen na spenen als ‘topdressing’ over het speenvoer te verstrekken om het speenvoer extra aantrekkelijk te maken. Grote verschillen in grondstofsamenstelling tussen prestarter en speenvoer zijn vanwege de smaak ongewenst. Suikers in de voeding hebben een smaakverhogend effect maar kunnen ook laxerend werken. Daarom wordt in sommige gevallen in veiligheidsvoeders na spenen het gehalte aan suikers beperkt.
Geleidelijke overgang van grondstoffen
Biggen hebben tijd nodig om te wennen aan nieuwe grondstoffen en het verteringsproces in de darm daaraan aan te passen. Daarom is het van belang dat er overlap is tussen de grondstoffen in het speenvoer en in de prestarter Hierdoor zal de vertering na het spenen soepeler verlopen. Rond het spenen is de overgang van melkeiwit naar plantaardig eiwit een belangrijk voorbeeld. Vanuit de zeugenmelk en biggenmelk worden de biggen voorzien van melkeiwit. Na het spenen zal het eiwit vooral afkomstig zijn uit plantaardige grondstoffen. Het is daarom belangrijk dat via het voeren van prestarter in de kraamstal de biggen al worden voorbereid op een goede eiwitvertering. Zo wordt het de biggen gemakkelijker gemaakt om de eiwitbronnen in het aansluitende speenvoer efficiënt te verwerken. Dit met minder risico op ongewenste eiwitfermentatie en darmlekkage.
Conclusie
Hiermee wordt duidelijk dat voor een soepel verlopend speenproces de keuze van het type prestarter en speenvoer, en de goede aansluiting op elkaar, vraagt om maatwerk. Voor dit maatwerk zijn meerdere opties mogelijk. Basisvoorwaarde blijft een goede voeropname rond spenen; m.a.w. een vroege start met prestarter, en een goede overgang naar speenvoer. Beide met op een uw bedrijfssituatie afgestemde samenstelling. Denkavit biedt maatwerkoplossingen en kan hierbij ondersteuning bieden. Vraag ons om een advies op maat.